Hoe kunnen we de positie van arbeidsmigranten verder verbeteren? Het is een vraag die ook vorig jaar regelmatig werd gesteld. Bijvoorbeeld tijdens de onderhandelingen voor een nieuwe cao uitzendkrachten. Dit tot groot genoegen van Han van Horen, want zijn uitzendbureau houdt zich al meer dan 25 jaar met de positie van arbeidsmigranten bezig.
Han van Horen ziet het helemaal voor zich: een hele wijk van Tiny Houses, kleine prefab huizen, speciaal voor de arbeidsmigranten in zijn bestand. “Ieder van die mensen heeft straks een eigen kamer van minstens 15 m². En daarbuiten staan soortgelijke gebouwen met faciliteiten zoals restaurants en sportscholen. De gemeente waar wij mee in gesprek zijn, is enthousiast: ze werken daar zelfs aan een tijdelijke ontheffing op het bestemmingsplan.”
Een speciale wijk laten bouwen voor je buitenlandse arbeidskrachten – het gaat verder dan de gemiddelde werkgevers-werknemersrelatie. Maar Van Horen is dan ook directeur van HOBIJ, een uitzendorganisatie die al 27 jaar veel arbeidsmigranten in dienst heeft. “Eind jaren 90 hadden we in Nederland ook al een krappe arbeidsmarkt. En toen las ik in een landelijk dagblad een artikel over Liverpool. Wat bleek? Daar kampten ze juist met een hoge werkloosheid. Dat vond ik raar, want toen al was er binnen Europa sprake van een vrije uitwisseling van arbeidskrachten. Dus probeerde ik die mensen in Engeland te begeleiden naar een baan op het vaste land.”
En toen ontdekte Van Horen ook wat daar allemaal bij komt kijken. “Waar ga je die mensen bijvoorbeeld huisvesten? We waren een uitzendbureau; we hadden totaal geen verstand van vastgoed, en ook niet van onderhoud, beheer, inspecties en klachtenafhandeling. Dus moesten we ons daarin verdiepen, daar mensen voor aannemen. En natuurlijk zorgden we er ook voor dat de betreffende uitzendkrachten aangesloten waren bij een zorgverzekeraar, en ingeschreven bij een huisarts. Het was een enorme klus.”
Want voor de duidelijkheid: het bleef niet bij enkele uitzendkrachten uit Liverpool. “Nadat wij die Engelsen hadden binnengehaald, begonnen we ook te werven op andere nationaliteiten”, vertelt Van Horen. “Bijvoorbeeld op Oost-Duitsers. Ja, dit was natuurlijk na de val van de muur, maar die mensen voelden zich in Duitsland toch nog tweederangsburgers, en ze werkten liever hier. Dat beviel ons zo goed dat we ons gingen richten op Polen, de Baltische staten, Roemenië, Spanje en Portugal. We gingen ons in arbeidsmigranten specialiseren.”
Maar denk nu niet dat het een traject was zonder hobbels. Kijk bijvoorbeeld naar de eerdergenoemde aansluiting bij een zorgverzekeraar. Volgens Van Horen verliep die procedure soms heel traag. “Althans, het duurde heel lang voor dat de uitzendkracht zijn pasje binnen had. Dat moest namelijk worden doorgestuurd van de verzekeraar naar het uitzendbureau, en dan van dat uitzendbureau naar de uitzendkracht. Bij elkaar gingen daar vaak zo’n vijf weken overheen, en sommigen van die uitzendkrachten dachten dat ze in die tijd niet verzekerd waren. Wij hebben dat nu opgelost: die procedure verloopt voortaan digitaal, via een speciale portal. Los daarvan hebben wij een aanbeveling gedaan: iedere arbeidsmigrant moet zijn zorgverzekeringspasje binnen drie weken binnen hebben.”
Inderdaad: een aanbeveling. Want Van Horen is niet alleen directeur van HOBIJ, maar ook actief binnen brancheorganisatie ABU. Die sloot begin dit jaar een cao voor uitzendkrachten af, en daarin was een deel van de aanbevelingen van de Klankbordgroep van de Commissie International (waar Van Horen deel van uitmaakt) opgenomen. Bijvoorbeeld die over huisvesting. Als de uitzendovereenkomst wordt beëindigd, kunnen de arbeidsmigranten langer blijven gebruikmaken van hun huisvesting: vier weken.
Lees ook: Huisvesting arbeidsmigranten blijft uitdagend, ook voor uitzendondernemers
Ook is Van Horen een voorstander van het Fase-C-contract. “Het komt regelmatig voor: mensen leveren goed werk, en krijgen positieve beoordelingen. In zo’n geval kan onze intercedent al na zo’n vier of vijf maanden een verzoek indienen voor een vast contract. Ja, dat kan een contract zijn bij ons, en bij de inlener. En nee, er ontstaat nooit een gevecht, want de uitzendkracht beslist. Bovendien, als hij de mogelijkheid krijgt om in dienst te treden bij onze klant, is dat ook een compliment aan ons. Want dan hebben wij blijkbaar gezorgd voor een goede match.”
Veel aanbevelingen dus, en veel goede maatregelen. Maar toch komen er soms nog uitzendbureaus in het nieuws die zich er niets van aantrekken. Rotte appelen, noemt Van Horen ze, en het is merkwaardig dat ze überhaupt kunnen bestaan. “Veel van de arbeidsmigranten zijn jong, tussen de 20 en de 30, en in tegenstelling tot 10 jaar geleden lopen ze allemaal met een laptop en een smartphone. Als die mensen niet tevreden zijn over hun werkgever, laten ze zich echt wel horen. Of ze laten juist niet van zich horen, maar pakken hun spullen en gaan door naar de volgende. Ze kennen de schaarste in de markt, ze weten dat ze zich autonoom kunnen opstellen. Maar jammer genoeg zijn er ook nog arbeidsmigranten die wél in de val lopen. Die in dienst treden van een niet-gecertificeerd uitzendbureau dat bij geen brancheorganisatie is aangesloten.”
Terug naar Van Horens toekomstdroom. Terug naar de mooie wijk met kleine huizen, met een aparte kamer van minstens 15 m² voor iedere arbeidsmigrant. Want ja, volgens Van Horen is iedereen enthousiast, maar toch zijn er nog barrières. “Wij hebben de gemeenteraad van de stad aan onze kant, en ook de burgemeester en wethouders, en toch raakt het plan verstrikt in de ambtelijke molens. Want als de uitvoerende ambtenaren er niet achter staan, dan krijg je hele trage procedures. Jammer, nu kan het nog jaren duren voordat de woningnood voor arbeidsmigranten enigszins wordt geledigd.“