Er zijn nogal wat subsidies en fiscale aftrekmogelijkheden voor scholing ingevoerd en weer verdwenen. Ook in 2022 verandert er weer het nodige als de scholingsaftrek van de inkomstenbelasting ophoudt te bestaan en wordt vervangen door het STAP-budget. In dit artikel een overzicht van fiscale regelingen en subsidies op scholingsgebied door de tijd heen.
Eerst gaan we in op de fiscale regelingen met betrekking tot scholing. Daarna komen de diverse subsidies voor opleiding en ontwikkeling aan bod.
Sinds 1998 bestaat er een fiscale scholingsaftrek voor ondernemingen. Deze moest ondernemers stimuleren om in personeel te investeren vanwege snelle technologische ontwikkelingen en een toenemende internationale concurrentie. Met de regeling konden ondernemers 20 procent van de scholingskosten extra aftrekken van de fiscale winst. Deze scholingsaftrek verdween per 1 januari 2004. Uit een evaluatie van het Ministerie van Economische Zaken bleek dat ze te weinig invloed had op de scholingsuitgaven van bedrijven.
Sindsdien kunnen ondernemingen scholingskosten voor medewerkers als ‘gewone’ bedrijfskosten opvoeren. Vanaf 2015 kan dat als gerichte vrijstelling (onbelaste vergoeding of verstrekking) vanuit de Werkkostenregeling. Eis is dat een werknemer een studie of een opleiding volgt om zich persoonlijk te ontwikkelen, zodat deze (meer) inkomen uit werk en woning kan verwerven. Daarbij gelden drie voorwaarden. Ten eerste worden de studiekosten niet al door een ander vergoed. Daarnaast is de studie of opleiding gericht op het vervullen van een toekomstig beroep. Ten derde heeft de werkgever de vergoeding verstrekt of toegezegd voor het einde van het kalenderjaar waarin de kosten zijn gemaakt.
De gerichte vrijstelling voor scholing geldt vanaf 1 januari 2021 ook voor vergoedingen en verstrekkingen voor scholing die loon uit vroegere arbeid vormen. Daarmee vallen vergoedingen en verstrekkingen aan ex-werknemers er voortaan ook onder.
Werknemers (en andere belastingplichtigen) kunnen vanuit de inkomstenbelasting hun scholingsuitgaven aftrekken. Dat kan sinds 1 januari 2001, toen de Wet inkomstenbelasting 2001 in werking trad. De uitgaven voor het volgen van een opleiding of studie zijn aftrekbaar als persoonsgebonden aftrek. Voor de aftrek geldt een drempel van 250 euro. De bedragen daarboven mogen afgetrokken worden tot een maximum van 15.000 euro. Aftrekbaar zijn lesgeld, cursusgeld, collegegeld, examengeld, promotiekosten, leermiddelen en beschermingsmiddelen die de onderwijsinstelling heeft verplicht, en kosten voor EVC-procedures (EVC staat voor Erkenning van eerder Verworven Competenties). De aftrek geldt niet voor mensen die aanspraak kunnen maken op studiefinanciering of een daarmee vergelijkbare uitkering. Met de invoering van het STAP-budget (zie onder het kopje subsidies) vervalt de mogelijkheid om studiekosten af te trekken.
Overheidssubsidies voor scholing bestaan al lang, in Nederland vanaf ongeveer 1900. Onderwijs werd aan particulieren overgelaten en de rijksoverheid beperkte zich tot het verstrekken van subsidies. Voor de scholing van werkenden zijn subsidies nog steeds belangrijk. Hieronder vind je de belangrijkste subsidieregelingen die momenteel op scholingsgebied bestaan.
SLIM staat voor Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen. De subsidie moet leren en ontwikkelen in bedrijven in het mkb en de ‘seizoensectoren’ (horeca, landbouw en recreatie) vanzelfsprekend maken. Deze bedrijven kunnen de SLIM-subsidie bijvoorbeeld gebruiken bij het inventariseren van scholings- en opleidingsbehoeften in een onderneming of het geven van loopbaanadviezen aan medewerkers.
De subsidie Praktijkleren is een tegemoetkoming in de kosten voor de begeleiding van een leerling, deelnemer of student. De hoogte ervan hangt af van het aantal weken waarin een werkgever de deelnemer praktijkbegeleiding gaf in een school- of studiejaar. Deze subsidieregeling moet er eraan bijdragen dat de kennis en vaardigheden van de deelnemers eraan goed aansluiten op de arbeidsmarkt. De regeling loopt door tot 2023.
De subsidieregeling MKB Idee richt zich op mkb-ondernemers. De subsidie is bestemd voor projecten die knelpunten oplossen bij het investeren in scholing en ontwikkeling. De regeling vervalt per 1 januari 2023.
De tijdelijke subsidieregeling ‘NL leert door’ bestaat momenteel uit twee onderdelen. Dat zijn gratis scholing en sectoraal maatwerk. Wat scholing betreft, is het voor iedereen tussen de 18 jaar en de pensioengerechtigde leeftijd mogelijk kosteloos scholing te gaan volgen via een scholingstraject dat onder de regeling valt. Het onderdeel ‘scholing’ is opgesplitst in twee onderdelen, namelijk ‘NL leert door met inzet van ontwikkeladvies’ (vervaldatum 1 januari 2022) en ‘NL leert door met inzet van scholing’ (vervaldatum 1 april 2023). Daarnaast kunnen sectororganisaties via de subsidieregeling ‘NL leert door met de inzet van sectoraal maatwerk’ (vervaldatum 15 maart 2022) ontwikkeladvies, scholing en begeleiding bieden aan (toekomstige) werkenden in hun sector.
Vanaf 1 maart 2022 wordt het STAP-budget ingevoerd. Mensen vanaf 18 jaar met een band met de Nederlandse arbeidsmarkt (werkenden en niet-werkenden) kunnen dan jaarlijks een bedrag van maximaal 1000 euro aanvragen. Ze kunnen daar een opleiding, training of cursus mee volgen of er een traject mee betalen voor een EVC. Hiervoor wil de overheid tot 2025 ruim 200 miljoen euro uittrekken voor jaarlijks zo’n 200.000 tot 300.000 mensen. Vanaf 2026 komt er een budget van jaarlijks 218 miljoen euro beschikbaar mocht het STAP-budget een structurele regeling worden. Na de invoering van het STAP-budget is in de beginfase jaarlijks sprake van monitoring. Twee jaar na invoering vindt er een evaluatie plaats. Na vijf jaar volgt een uitgebreide evaluatie. Op basis daarvan volgt een besluit of STAP een structurele wettelijke regeling wordt.
Op deze pagina leggen we uit wat het STAP-budget is en hoe je deze subsidie kunt aanvragen.
Het STAP-budget komt in de plaats van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven. Na een evaluatie van het Centraal Planbureau (CPB) is gebleken dat deze aftrek de doelgroepen niet genoeg bereikt. De regeling is minder aantrekkelijk voor mensen met een lager inkomen voor wie meer scholing juist belangrijk is. Er is altijd sprake van een eigen bijdrage in de scholingskosten van meer dan 50 procent, omdat het om fiscale aftrek met bovendien een drempel gaat. Ook geldt een verzilveringsprobleem voor mensen die te weinig inkomen hebben om de scholingsuitgaven daar volledig van af te kunnen trekken. Verder maakt de progressiviteit van belastingtarieven het voor mensen met een lager inkomen minder aantrekkelijk om scholingsuitgaven te doen dan voor mensen met een hoger inkomen. Ook de hoge drempel van 250 euro is nadelig voor lagere inkomens.
Anders dan bij de fiscale scholingsaftrek hangt bij het STAP-budget een eigen bijdrage niet af van het inkomen van het individu, maar van de kosten van de scholingsactiviteit. Alleen wanneer die kosten uitkomen boven 1000 euro is er sprake van een eigen bijdrage.
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) houdt een register bij met opleidingen en EVC-trajecten waarvoor mensen een STAP-budget kunnen aanvragen. Bij de toekenning van de subsidie gaat de overheid uit van het principe ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’. Hoewel werknemers het STAP-budget zelf kunnen aanvragen, is het voor werkgevers verstandig om in hun scholingsbeleid rekening te houden met het budget. Ze kunnen dan hun eigen scholingsuitgaven gericht laten aansluiten op de scholing die werknemers met het STAP-budget bekostigen.
Tijdens de Actualiteitenochtend op 16 november praat subsidie-expert Raoul Hosli je bij over de belangrijkste subsidies voor opleiding en ontwikkeling. Kijk hier voor meer informatie en schrijf je snel in!