De pensioenregeling voor uitzendkrachten gaat op de schop. In de aangepaste uitzend-cao zijn afspraken gemaakt over het aanpassen van de pensioenen voor uitzendkrachten. De wachttijd en de pensioengrondslag worden aangepast. Uiteraard heeft dit consequenties voor uitzendorganisaties.
De Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten (StiPP) regelt de pensioenen van uitzendkrachten en gedetacheerden. Vanaf 1 januari 2004 zijn alle uitzend- en detacheringsbureau in Nederland verplicht aangesloten bij het pensioenfonds. Het bestuur van StiPP wordt gevormd door vertegenwoordigers van de uitzendbranche, de NBBU en de ABU, en de vakbonden FNV, CNV, LBV en De Unie.
StiPP heeft twee pensioenregelingen: de Basisregeling en de Plusregeling. Uitzendkrachten en gedetacheerden starten meestal in de Basisregeling. Na 52 weken pensioen te hebben opgebouwd in de Basisregeling, gaat zij over naar de Plusregeling. Het uitzend- of detacheringsbureau moet ervoor zorgen dat de uitzendkracht of gedetacheerde aan de juiste regeling deelneemt.
In de af te sluiten uitzend-cao per 1 oktober 2021 worden nieuwe afspraken over het STiPP-pensioen opgenomen. De werkgeversvertegenwoordigers ABU, NBBU en vakbond LBV stellen dat ze daarmee recht doen aan de uitganspunten van het SER-advies en de afspraken die aan de pensioentafel zijn gemaakt.
In de af te sluiten uitzend-cao worden de volgende twee wijzigingen ten aanzien van het pensioen voor uitzendkrachten opgenomen:
De wachttijd (dus de tijd voordat een uitzendkracht recht heeft op opbouw van pensioen) wordt verkort van 26 gewerkte weken naar 8 gewerkte weken.
De tweede wijziging betreft de pensioengrondslag, de basis waarop het pensioen berekend wordt. Deze wordt verduidelijkt en verbreed. Het nieuwe begrip ‘pensioengevend inkomen’ bevat het volgende: